VROUWEN IN HET VOETBAL VERDIENEN GOUD

Opinie Jan Dirk van der Zee, directeur amateurvoetbal
 
VROUWEN IN HET VOETBAL VERDIENEN GOUD
 
Bij studentenvoetbalvereniging Odysseus ’91 uit Utrecht werd mij duidelijk hoe groot het amateurvoetbal gaat worden en hoe ziende blind een aantal bestuursleden van voetbalclubs is. Ik was in gesprek met de 22-jarige voorzitter Evalien Baas. Zij vertelde waarom zoveel studentes voor voetbal kiezen en niet voor hockey. De drie redenen? De pijlsnelle ontwikkeling van de sport, het succes van de OranjeLeeuwinnen en het goede gevoel van de voetbalclub, die in haar kring steeds vaker wordt verkozen boven het lidmaatschap van het studentencorps.
Over dat goede gevoel in het amateurvoetbal schreef Sjoerd Mossou een ontroerend stukje in het AD. Daarin neemt hij ons mee naar SV Arkel, waar Frenkie de Jong, de nieuwe ster van Barcelona, zijn broer assisteert bij de woensdagavondtraining voor de jongens onder 13. ‘Tot blinde hysterie leidde dat niet,’ schrijft Mossou: ‘Wat het wel losmaakte, aan de foto’s te zien: een vrolijk soort opwinding. Frenkie de Jong hoeft maar zijn jongensachtige lach te grijnzen, of je krijgt meteen zin om te voetballen, het liefst tot de volgende ochtend.’
Hetzelfde ziet de AD-journalist gebeuren als Virgil van Dijk één keer het complex van WDS’19 in Breda op loopt of Matthijs de Ligt een lintje doorknipt bij FC Abcoude. Profvoetballers zijn volgens Mossou schatplichtig aan de club waar ze vandaan komen.
Zou hetzelfde gelden voor de vrouwelijke stervoetballers van dit moment, als ze op bezoek gaan bij hun oude club? Shanice van de Sanden, vedette van Olympique Lyon, die penalty’s neemt bij VVIJ in IJsselstein. Lieke Martens, sterspeler van FC Barcelona, die een clinic verzorgt voor RKVV Montagnards in Bergen. En Arsenal’s Vivianne Miedema die assisteert bij de training van HZVV in Hoogeveen.
Het lijdt geen twijfel. Ook hier zullen we dezelfde ontwapenende sfeer tegenkomen die ons amateurvoetbal zo uniek maakt. Toch blijft een deel van de mannelijke voetbalbestuurders vinden dat vrouwen het niet kunnen. Naar de reden gevraagd, hoor je een soort negentiende-eeuws geronk. Steekhoudende argumenten zijn niet te bedenken. Zelfs niet voor de clubs in regio’s zonder BVO’s voor vrouwen, of in dunbevolkte gebieden van Nederland waar de grootste vrouwensport van de wereld nog klein is. Vanaf seizoen 2019/20 krijgen die verenigingen trouwens extra ondersteuning dankzij een hernieuwd masterplan van de KNVB. Doel? Een sterkere eredivisie, meer vrouwelijke trainers, scheidsrechters, bestuurders en natuurlijk spelers.
Van Daphne Koster, manager vrouwenvoetbal bij Ajax, kreeg ik in de aanloop naar het EK 2017 in eigen land het verzoek mij anders uit te drukken over voetbal en vrouwen. Ze doelde daarmee op de term die ik destijds veelvuldig gebruikte: Vrouwenvoetbal. ‘Waarom zeg je dat nou?’ zei ze: ‘We hebben het toch ook niet over mannenvoetbal? Het is: voetbal.’
En gelijk heeft ze. Dat werd onderstreept door de jongste vrouwelijke voorzitter van het land, die met Odysseus91 het grootste aantal vrouwenteams in het veld brengt en elftallen uit de mannencompetitie laat trainen door vrouwen.
Blijf je als voetbalbestuurder toch vinden dat vrouwen niet dezelfde kansen verdienen als mannen, dan wil ik je vragen een keer bij deze Utrechtse studentenclub te kijken. Werkt bevrijdend. Richten wij ons op de OranjeLeeuwinnen in Frankrijk.
Allez les lionnes!