Column Jan Dirk van der Zee, directeur amateurvoetbal
Is het voetbal te optimistisch?
Het ‘Belgisch model’ was een van de scenario’s die we in gedachten hadden voor de herstart van de A-categorie in het amateurvoetbal. Helaas heeft dit voorstel het niet gered, omdat het bij clubs tot grote verdeeldheid leidde. |
Vorige week hebben we daarom gekozen voor de vertrouwde opzet die we kennen uit de periode voor corona, met uit- en thuiswedstrijden, nacompetitie en promotiedegradatievoetbal. Consequentie: een bomvol programma, waarbij wedstrijden jammer genoeg doordeweeks worden gespeeld en afgelastingen door slecht weer eigenlijk niet mogelijk zijn. Vanaf komend weekend tot en met 25 juni is het volle bak.
Wat mij hierover opviel tijdens de gesprekken met de voetbalclubs, is dat veel bestuurders denken dat de samenleving teruggaat naar normaal en de coronapandemie een woord is geworden voor de geschiedenisboeken, zoiets als de Spaanse Griep. Nu heb ik de wijsheid niet in pacht en ben zeker geen doemdenker, maar is er reden voor zoveel optimisme? Kijken we niet te veel door een roze bril? In Denemarken steekt de Delta-variant van het virus alweer de kop op en stel dat dit gebeurt in september, als het stormt en regent in Nederland, wat dan? In een artikel in het NRC van vorige week wordt hiervoor gewaarschuwd door wetenschappers: ‘Het is gevaarlijk om te denken dat dit het eindspel is’. Tegelijkertijd deed men een oproep aan beleidsmakers om realistisch te zijn en te waken voor ‘lui optimisme’. Maar wat betekent dat voor het voetbal? Dat we er nog niet zijn en het de hoogste tijd is om met elkaar in gesprek te gaan hoe we op een verstandige manier met Covid-19 leren omgaan en de competities mogelijk anders worden ingericht: flexibeler en attractiever. Met bijvoorbeeld kleinere poules, geen wedstrijden meer in de maanden dat het koud is en misschien wel twee keer per jaar promotie en degradatiewedstrijden. Om die reden was een keuze voor het scenario met het ‘Belgische model’, een interessante hervatting van de competitie geweest. Niet alleen had het voor meer rust en flexibiliteit gezorgd, doordat er veel minder uit- en thuiswedstrijden worden gespeeld, het was ook een mooie kans geweest om een nieuwe competitieopzet te testen. In dit geval een structuur waarbij iedereen aan het begin van de herstart een keertje tegen elkaar speelt en daarna wordt opgesplitst in een promotie en degradatie poule. Grootste voordeel: geen saaie middenmoot meer. Hete hangijzers: bij de poulefase worden de punten gehalveerd en impact van de promotie en degradatiepoule. Iets wat voor veel clubs een te grote barrière was en voor ons aanleiding om te kiezen voor het traditionele competitiemodel. Dat hiervoor alles uit de kast moet worden gehaald om de competitie realistisch uit te spelen, leeft denk ik nauwelijks. Hoe blij ik ook ben dat we weer mogen voetballen, geeft dat te denken. |