Column Jan Dirk van der Zee, directeur amateurvoetbal
Column Jan Dirk van der Zee, directeur amateurvoetbal
Sportsector moet kritisch naar zichzelf kijken
Na de ontwikkelingen van vorige week is er geen andere conclusie mogelijk dan dat de top van de overheid sport en bewegen niet op het netvlies heeft staan en zaken eist die onuitvoerbaar zijn.
Zoveel werd duidelijk na de persconferentie van dinsdagavond 2 november, waarin bekend werd gemaakt dat sportvelden voortaan alleen nog maar toegankelijk zijn voor mensen met een QR-code of een negatief coronatestbewijs. Had een meerderheid van de Tweede Kamerleden niet om een andere oplossing gevraagd, dan was het uitgelopen op een mokerslag voor het Nederlandse amateurvoetbal.
Een korte reconstructie:
Op maandagochtend 1 november, in het vaste politieke overleg met het ministerie, krijgt de gezamenlijke sportsector te horen dat er ernstig rekening moet worden gehouden met de invoering van het coronatoegangsbewijs voor sportaccommodaties. Een beslissing die in het Catshuis-overleg is genomen en later die dag voor akkoord wordt besproken in de Ministerraad.
Staande de vergadering maakt de sportsector meteen duidelijk dat je van vrijwilligers geen handhavers kunt maken. Los van de praktische bezwaren – bij sportvelden ben je zo over een hekje gepiept – mag je van mensen die zich belangeloos inzetten voor hun club niet verlangen dat ze andere leden, ouders, vrienden en vriendinnen, de toegang weigeren. Waarom ook? Op de sportvelden in Nederland is nog nooit een coronabrandhaard geconstateerd en zelfs bij het OMT is sporten geen issue. Sterker nog: sporten is gezond, maakt weerbaar.
Snel na de Ministerraad sijpelt toch het nieuws naar buiten dat het kabinet de coronapas breed wil inzetten, ook op sportvelden. Hierop slaat de onrust in het amateurvoetbal toe. Clubs willen weliswaar hun steentje bijdragen aan het kabinetsbeleid, maar dit gedrocht ziet niemand zitten. Door een flink aantal verenigingen wordt zelfs gesproken over het inschakelen van beveiligingsbedrijven, omdat je vrijwilligers in bescherming moet nemen. Femke Halsema, burgemeester van Amsterdam, verwoordt de overheidsopdracht als volgt: “In onze stad zijn 450 BOA’s en 7000 horeca-instellingen. Samen met de cultuur- en sportlocaties komt dat neer op ruim 10.000 handhavingsplekken. Prettige wedstrijd.”
Op woensdagochtend 3 november, nog voordat de Tweede Kamer aan het debat over de coronamaatregelen begint, ligt er een brief namens de sportsector bij het kabinet. Naast de eerdergenoemde tegenargumenten bevat het een simpele rekensom: In ons land zijn er 3,8 miljoen mensen van 18 jaar en ouder die wekelijks sporten, waarvan er circa 15 procent niet is ingeënt. Bij elkaar 600.000 sporters die thuisblijven, omdat ze nooit voor iedere training een coronatest laten doen. Dit zorgt voor incomplete teams, waardoor de maatregel algauw zo’n 1 miljoen mensen treft.
Tijdens het debat bestempelt een meerderheid van de Tweede Kamer het handhaven van de maatregel als onuitvoerbaar. Premier Rutte zegt te willen kauwen op een oplossing. In de nacht van woensdag op donderdag gaat het kabinet overstag: geen coronatoegangsbewijs voor buitensporten.
Intussen smeult de onrust na in het sportlandschap, want dit kabinet zegt wel om sport te geven, maar handelt er nooit naar. Ook nu is weer gebleken dat sport niet wordt gezien als preventief middel in de strijd tegen de gezondheidscrisis en het virus. Politieke leemte, die de sportsector zichzelf mag aanrekenen. Blijkbaar zijn wij niet in staat om het belang van sport en bewegen op het juiste niveau tussen de oren te krijgen van de beleidsmakers in Den Haag.